Je kunt dit principe ook toepassen op werkwoorden en grammatica. Er is maar een heel klein aantal werkwoorden (bijvoorbeeld hebben, zijn, doen) dat heel vaak gebruikt wordt. Als je de top-50 werkwoorden vloeiend kunt vervoegen dan zal je nauwelijks problemen hebben met de overige werkwoorden.

De basisgrammatica van een taal kan gevangen worden in een klein aantal voorbeeldzinnen. Voorbeeldzinnen zijn bijvoorbeeld “ik gaf hem het boek” en “hij is beter dan ik”. Aan dit soort zinnen zie je meteen hoe zinnen zijn opgebouwd, wat er met het lijdend voorwerp gebeurt, hoe er vergelijkingen worden gemaakt etc.

Om je taalbegrip te oefenen en te vergroten kan het helpen om bijvoorbeeld de website van een nieuwskrant in het betreffende land op te zoeken en iedere dag het internationale nieuws te lezen. Dit zijn vaak onderwerpen die ook het Nederlandse nieuws halen, waardoor het waarschijnlijk makkelijk voor je is om het nieuws te begrijpen. Je kunt deze techniek ook toepassen door bijvoorbeeld niet het nieuws, maar een interessant onderwerp uit te kiezen. Bijvoorbeeld een Duitse website die schrijft over het Duitse voetbal etc.